‘Hey Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd,
Hey Amsterdam, je kan geen goed meer doen,
Maar wie dat zegt, die is geen Amsterdammer
Want Amsterdam, je bent nog net als toen’
Tot u schrijft niet iemand, die net als Harry Slinger van
Drukwerk geboren is op 3 hoog op de Moergracht. Ik kom oorspronkelijk uit een
gebied op de Gelders – Brabantse grens en door mijn zachte G word ik vaak als
Brabander neergezet. Dat mag. Op het gebied van Amsterdam ben ik net zo import
als dat de coke dagelijks vanuit Colombia wordt binnengescheept. Toch ben ik
meer Amsterdammer geworden in de loop der jaren. En daarom ga ik nu even
klagen. Want dat is wat de Amsterdammer van tegenwoordig doet. De import-Amsterdammer
welteverstaan. Maak kennis met de nieuwe
Amsterdammer.
Amsterdam. De stad leeft. De stad bruist. Danny de Munk
heeft gelijk: “Ik wil niet de stad uit, nog niet voor een week.” Uitgezonderd
van de week van carnaval trouwens, die overigens weer voor de deur staat. We
genieten dan eventjes ergens anders.
Er zijn plekjes in de stad waar 24 uur per dag mensen
aanwezig zijn, zoals het hoekje bij de Hobbemastraat en de Stadhouderskade. Een
vroege arbeider gaat naar zijn werk, een verdwaalde geest van het Leidseplein
vindt zijn of haar weg naar huis of hotel. De Amsterdamse nacht eindigt wanneer de trams weer beginnen met rijden. En dan begint de Amsterdamse dag weer. En door. Amsterdam is een stad van internationale
allure geworden en daar wil je wonen. Alles is om de hoek, je rijdt in een
oogwenk van noord naar zuid en van oost naar west. Het netwerk van het openbaar
is prima, al moet het wel op tijd rijden en niet te veel voorzien zijn
irritante mensen. Je kan er dansen, dronken worden, heerlijke eten, toerist spelen in eigen stad, ik ben dol op de stad. Schiphol is om de hoek om de nieuwe Amsterdammers in een
oogwenk naar een nieuw backpackavontuur te brengen. Want dat hoort erbij.
Het kunnen zeggen dat je in Amsterdam woont, tegen mensen
die je op je backpackavontuur tegenkomt, zorgt bij de meeste nieuwe
Amsterdammers voor net zo’n verlenging van je lul als toen Dirk Scheringa het
stadion van AZ zijn eigen naam gaf. Mensen zijn daar enorm trots op. Het is de
hoofdstad van Nederland, noem in het buitenland Nederland en ze beginnen over
Amsterdam, hoeren, wiet, Johan Cruijff, klompen. Dat ze het nooit hebben over
kutweer, files, politiek gezeik, Sylvana Simons en andere geklaag, dat nemen we
dan maar even voor lief. Dat je kan zeggen dat je in Amsterdam woont, dat is
bijna net zo belangrijk als de selfies op andere tropische plekken
voor op je Tinder-profiel. Tijdens je backpackavontuur natuurlijk.
De nieuwe Amsterdammers zijn goed in twee dingen en één
daarvan is de huizenprijzen opdrijven. Het is werkelijk ongelooflijk dat de
echte Amsterdammer de stad wordt uitgejaagd omdat er nieuwe Amsterdammers met
geld azen op de huisjes in de Pijp, Oud West, Oost en tegenwoordig zelfs in
Noord. De echte Amsterdammer wijkt uit naar Almere, Purmerend, Hoorn of alle
andere betaalbare plekken die in de buurt van Amsterdam liggen. Want zeg nou zelf; drie ton voor 54 vierkante
meter in de Pijp slaat natuurlijk helemaal nergens op.
Het andere waar de nieuwe Amsterdammers goed in zijn, is
klagen. Ik kan het me herinneren vanuit mijn jeugd, toen we elke week nog naar
De Schuur in Eethen gingen. Altijd knokken na afloop. Of tijdens het stappen.
Geen probleem. Geen politie, geen aangifte en de week erop weer lekker een paar
kratten pils met zijn allen leegmaken. In Amsterdam is het anders en doen
mensen aangifte voor als je iemand tegen z’n bijdehante kanus aan tikt. Als je
in Amsterdam je radio te hard zet, je vriendin net iets te hard ramkraakt of
Call of Duty net iets te hard hebt staan, heb je binnen no-time politie aan de
deur staan omdat er te veel geluid wordt geproduceerd. Als er een bakker op de
Overtoom om 4 uur 's morgens open gaat voor versgebakken broodjes, dan wordt er al snel
een klacht ingediend. Want ja, je betaalt inmiddels geen 4 ton voor 60
vierkante meter in de Helmersbuurt als je niet eens voldoende van je nachtrust
kan genieten. Dan moet je de volgende dag weer aan de coke uit Colombia
waarschijnlijk om je prestaties op je kantoor weer op te krikken.
Het resultaat inmiddels is dat de bewuste bakker op de
Overtoom er zodanig klaar mee was, dat de deuren vanaf nu voorgoed gesloten
zijn. Dus geen vers gebakken broodjes of croissantjes meer, als je vanuit het
Leidseplein zo zat als een toeter op de fiets naar huis fietst. En daar baal ik
dermate van dat ik nu als een echte nieuwe Amsterdammer deze blog heb
geschreven.
Want ik heb me aangepast aan Amsterdam en dat is waarom
ik zo dol ben op deze stad. Ik hoef hier voorlopig ook niet weg, ik heb eind
november zelfs een pracht van een huisje afgeslagen uit het plekje waar ik
vandaan kom. Dat is Schubbekutterveen, waar het ’s nachts inderdaad rustig is.
Als je daar, als nieuwe Amsterdammer niet tegen kan, dan moet je één ding doen
en dat is je spullen pakken en lekker optiefen. Terug naar de boeren op het
platteland, waar je ’s nachts een spel in het weiland kan horen vallen. Als je
gaat lopen klagen en door andere mensen je problemen op laat lossen, dan hoor
je in Amsterdam niet thuis. Klagen doe je maar bij je ouwe moer. Nieuwe
Amsterdammers die Amsterdam net zo hebben omarmd als dat ik het heb gedaan,
zonder daarbij over onzinnige dingen te klagen: leipe shit ouwe.
“Ik wil niet de stad uit, nog niet voor een week.” Danny
de Munk zong het in ‘Mijn Stad.’ En daar
ben ik het 51 weken van het jaar mee eens. Maar vanaf volgende week vrijdag ben
ik toch ‘efftjes een weekie pleite.’ De
sjaal gaat namelijk weer om. En daar snappen Amsterdammers dan weer geen moer
van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten