maandag 8 maart 2021

Beethovenstraat, Amsterdam-Zuid.

 30 juli 2018. Middagdienst op Zuid Buitenveldert, waar ik dan nog werkzaam ben. Veelvuldig werk ik op de motor, maar soms heb je ook wel eens een noodhulpdienst. Noodhulp houdt in dat je met een andere collega de straat op gaat en dat je beschikbaar bent voor opdrachten van de meldkamer. Ik heb het op feesten en partijen genoeg verteld op de vraag “maar wat doe je dan bij de politie.” Mijn antwoord was altijd simpel: Mensen bellen 112 en de meldingen die ze doen, daar ga ik heen. Dat varieert van een kat in de boom tot een reanimatie en van een overval op een pizzakoerier tot een brand in de woning. Als de meldkamer roept, dan reageer je. En dan ga je. En de meldkamer houdt er dan geen rekening mee dat je voor de derde keer in één dienst je avondmaaltijd moet laten staan omdat de plicht weer roept. 

30 juli 2018 was een warme zomerdag. Ergens was ik wel blij dat ik voor de noodhulp was ingedeeld, want in dit uniform kan de warmte nog ergens heen. Met een motorpak aan en een helm op lukt dat moeilijker. En het scheelt dat de politieauto’s uitgerust zijn met airco, al rij ik liever met de ramen open op warme zomerdagen. Helemaal als je het Vondelpark in je wijk hebt, dan ben je toch wat beter aanspreekbaar voor mensen die vragen stellen, terwijl je rustig door het Vondelpark heen tuft.

Ik werk die dienst met collega D. Iemand waar ik graag mee werk. Allebei houden van het straatwerk, we houden allebei van een peukie tussendoor en we zijn niet beroerd om te werken. Als we na de briefing de ochtenddienst overnemen krijg ik de autosleutel. Na de briefing roken we een peukie op de binnenplaats van het bureau, drinken nog wat en nemen wat extra water mee in de auto. Ervaring, die we beiden hebben, leert dat je nog wel eens ergens lang kan staan en dan is het altijd handig om even naar de auto te kunnen lopen voor een flesje water op een warme zomerdag.

 

Meldingloos knorren we rustig richting het Museumplein voor het eerste rondje ‘winkelgebied.’ Wanneer er een politieauto door de straat rijdt, dan denken de boefjes toch altijd eventjes extra na voordat ze rottigheid uit gaan halen. Het is iets over drie dat we de Pieter Cornelisz Hooftstraat inrollen.

 

Ter hoogte van de winkel van Louis Vuitton komt er geluid uit de mobilofoon. En warempel, het is onze eenheid die geroepen wordt. D. pakt de mobilofoon en reageert. De melding is dat er mogelijk een persoon beschoten is in een restaurant op de Beethovenstraat. Het verzoek is om zware vesten aan te doen en met toestemming die kant op te gaan.

 

Ik kijk in de achteruitkijkspiegel of er verkeer achter me zit. Als dat niet het geval blijkt te zijn, gaat de auto op de rem, de alarmlichten aan en D. en ik springen uit de auto om uit de achterbak twee zware vesten te pakken. Dat zijn die zware dingen die je wel eens ziet op TV bij schietincidenten. Die vesten wegen iets zwaarder dan het normale snij- en kogelwerende vest wat we al aan hadden en dienen voor meldingen zoals deze.

 

Tussen het stoppen van de auto en het weer wegrijden met het zware vest aan zit 30 seconden. D drukt op de knopjes voor de sirene en het zwaailicht en met iets meer tempo laaaaluuuuu-en we de PC uit in de richting van de Van Baerlestraat. De Beethovenstraat is niet ver en het adres hoeft niet in de Tom-Tom gezet te worden. De Beethovenstraat is een bekende straat in Amsterdam-Zuid, waar ik op dat moment al enkele jaren werk.

 

Ik gok dat we binnen 3 minuten, nadat we ons vest aangetrokken hebben, in de Beethovenstraat rijden, vlak voorbij de kruising met de Apollolaan. Ik rij rustig, zodat we allebei kunnen kijken wat er aan de hand is. Bij een restaurant worden we gewenkt. Ik stop de auto, laat het zwaailicht expres aanstaan, zodat andere hulpdiensten kunnen zien waar ze moeten zijn. Een vrouw wenkt ons naar binnen. Het blijkt een restaurant te zijn. Het terras is leeg en dat heeft vermoedelijk met de melding te maken. Ook in het restaurant is het leeg. Als we door de voordeur door het restaurant lopen, zien we direct links van ons een man liggen. Er ligt bloed en in de man zit geen beweging. D. en ik kijken elkaar aan. Als politie zijnde mogen wij de dood niet constateren, maar bij deze man zit niet heel veel leven meer in. Laten we hem liggen ten behoeve van het bewijs of beginnen we tevergeefs met reanimeren?

 

Op het moment dat een tweede politie-eenheid binnen stapt horen we de man geluid maken. Teken van leven, dus sporen zijn dan niet belangrijk. Belangrijk is om de man proberen in leven te houden en hoe het met de sporen zit, dat zien we daarna wel. We trekken de man met zijn vieren het restaurant verder in, om werkruimte te maken voor een ambulance. Omdat van de schutter elke spoor ontbreekt, geef ik via de portofoon het sein ‘veilig’ door aan de ambulances, zodat die veilig hun werk kunnen doen. In afwachting van de ambulance beginnen wij alvast met reanimeren. Geen kinderachtig klusje als je beseft dat je een zwaar vest aan hebt en de temperaturen de 30 graden aantikken. We zijn met vier politieagenten en wisselen elkaar net zo lang af tot de ambulance er is. Degene die niet aan het reanimeren zijn, zorgen voor een afzetting met politielint en het opvangen van collega’s, getuigen en mensen die nieuwsgierig zijn.

 

Maar er blijft altijd één collega bij de agent die aan het reanimeren is. Je laat je maatje niet in de steek en geeft aan dat je hem over kan nemen zodra het even te veel wordt. Dat hoor je D. niet snel zeggen, al zie je hem zweten en puffen. Met een servetje van de bar dep ik zijn voorhoofd schoon, terwijl hij de hartmassages op de man aan het uitvoeren is. Zoals ik er naar kijk is het tevergeefs. De man probeert dapper te vechten voor zijn leven, maar ik zie op de plek waar wij hem vonden een grote plas bloed, die waarschijnlijk uit het achterhoofd van de man afkomstig is. Zoals ik het zie is de man van achter neergeschoten. Nu ben ik natuurlijk geen rechercheur en moet dat allemaal nog later onderzocht worden.

 

De ambulance is er, samen met de brandweer. “Wat doet de brandweer bij een persoon die neergeschoten is?” Ik hoor je het denken, maar de brandweer is naast branden blussen ook een kei in reanimeren. Als ik ooit naar adem lig te happen, bel dan alsjeblieft de brandweer, want die kunnen reanimeren als de besten. D. en ik worden ‘uit het incident’ gehaald door de officier van dienst en afgelost door andere collega’s. De hele Beethovenstraat is afgezet. De schutter is op dat moment spoorloos verdwenen, maar dat is niet de grootste zorg. Het opsporingsonderzoek gaat nu beginnen, met het horen van getuigen, het veiligstellen van sporen en het uitkijken van camerabeelden. Omdat een liquidatie, want daar leek het erg op, als ernstig wordt beschouwd, worden D. en ik bij een lint geplaatst, even uit het zicht. Even tijd voor een peukie om bij te komen en even dat zware vest uit. We praten kort na. Of het goed was wat we gedaan hadden. We komen samen tot de conclusie dat dat wel zo was. Op onze telefoon doen we intussen onderzoek naar de identiteit van de man voor wiens leven nu gevochten wordt. Ik zag mezelf later op de site van Telegraaf staan met een telefoon in mijn hand. Bij een lint. “Je stond zeker weer te appen” krijg ik ’s avonds binnen. Ja, dat had ik wel even gedaan, om mijn toenmalige vriendin op te hoogte te stellen dat alles goed was met mij en dat ik later nog wel zou vertellen wat er gebeurd was.

 

De wijkteamchef komt ter plaatse, samen met andere collega’s. Als eerste komt ze naar mij en D. toe en vraagt hoe het met ons gaat. “Wel goed” is ons antwoord en we geven aan het ons geen moeite kost om hier nog te blijven staan. De wijkteamchef geeft aan dat wij door andere collega’s weggebracht gaan worden naar het bureau, om rustig bij te komen, een blikje cola te drinken en om onze bevindingen op ons gemakt op papier te gaan zetten. “Er is ruimte en personeel genoeg. Desnoods nemen jullie heel de dienst de tijd om dit te doen.” Aldus de wijkteamchef, die personele zorg heel hoog in het vaandel heeft staan. Het zorgt er voor dat de wijkteamchef enorm populair is op de werkvloer, want D en ik hebben dat wel eens anders meegemaakt.

 

Intussen wemelt het op de plaats delict, want dat is het inmiddels, van de politiemensen. Collega’s in burger zijn waarschijnlijk van de recherche en schrijven van alles op. Collega’s van Forensische Opsporing proberen sporen te verzamelen. En ik zie een politieagent in opleiding zijn boekje volschrijven omdat een buurtbewoonster haar verhaal doet. Het opsporingsonderzoek is begonnen en daar hebben D en ik toch mooi met ons neus bij vooraan gestaan.

 

Bijna 3 jaar later.

 

Afgelopen vrijdag ontving ik een foto op een groepsapp. Het was de foto van een krantenartikel waarin werd gezegd dat er een levenslange gevangenisstraf op was gelegd aan een man die de 62-jarige Ivan Serdarusic in de Beethovenstraat te Amsterdam doodschoot. Inderdaad, de man die op 30 juli 2018 door onder ander D en mij gereanimeerd werd. Het slachtoffer heeft levend het ziekenhuis gehaald, maar is daar toch komen te overlijden aan zijn verwondingen. De schutter is in Hongarije veroordeeld voor deze schietpartij, omdat hij in 2018 ook in Hongarije iemand van het leven zou hebben beroofd. De foto die ik afgelopen vrijdag ontving zorgde ervoor dat de melding ‘Beethovenstraat op 30 juli 2018’ naar boven kwam en dat wilde ik graag met jullie delen. Een mooi resultaat van de onderzoeksdiensten die aan deze zaak gewerkt hebben, een gevoel van gerechtigheid voor de nabestaanden en voor D. en mij een mooie afsluiting van deze melding.

 

Deze melding heeft er misschien wel voor gezorgd dat ik het werk doe wat ik nu doe. Mijn nieuwsgierigheid van het onderzoek op de plaats delict en ver daarna. Het onderzoek wat er voor gezorgd heeft dat er iemand zijn verdiende straf uit gaat zitten.

 

Een jaar later werd ik aangenomen bij de recherche in Amsterdam West. De nieuwsgierigheid werd beantwoord en ik heb geen centje spijt van deze keuze.