maandag 29 juni 2015

Gassen op Assen

Zaterdag 27 juni 2015 werd de 85e TT van Assen gereden. 'Op Assen' won de Italiaanse favoriet Valentino Rossi de race in de laatste bocht, de fameuze Geert Timmerbocht in een prachtig mooi duel met de Spanjaard Marc Marquez. Ik was er in persoon bij. Een verslag van de dag.

Wie Assen zegt, zegt het TT circuit, waar vele, vele helden prachtige dingen lieten zien in het verleden. Zo won Jack Middelburg er in 1980 de Dutch TT in de 500 CC, de categorie die tegenwoordig de MotoGP heet. De Koningsklasse. Grote mannen wonnen de Koningsklasse. Mannen als Max Biaggi, Sete Gibernau en Alex Barros. Soms was er een verrassende winnaar, zoals Jack in 1980 en Ben Spies in 2011. Voor wie meer informatie wil over de TT, klik vooral op deze link, want ik wil deze blog graag in mijn eigen woorden houden en hou er niet van om klakkeloos dingen over te gaan nemen van het internet.
De TT Assen dus. Ik was er wel eens geweest, in 2006 en 2007. Ik was samen met mijn vader, in de auto. Ik had toen nog geen motorrijbewijs en logischerwijs nog geen motor, dus het werd op vier wielen naar Assen. In 2006 won de Amerikaan Nicky Hayden, spectaculair, weer in de laatste ronde in de GT-bocht na een val van Colin Edwards en werd later dat seizoen wereldkampioen van de MotoGP. In 2007 won mijn persoonlijke favoriet en niet alleen die van mij Valentino Rossi, in een direct gevecht met rivaal Casey Stoner, door hem vier ronden voor het einde in de GT te passeren en zo de overwinning te pakken. Stoner lachte dat jaar uiteindelijk als laatste, door wereldkampioen in de MotoGP te worden.

Dit jaar werd het anders. Op de motor naar Assen. Dat werd een keertje tijd. Ik had naamgenootje/motormaatje/jeweettoch en Nick Bal bereid gevonden om als afvaardiging van het Zondagsrijdersclubje om mee naar Assen te gaan. We rijden vaker samen, alle drie op een Yamaha, alle drie in een moeilijk vet Dainese motorpak. Pa ging dit jaar niet mee. Pa heeft geen motorrijbewijs en iemand achterop mijn R6 zetten voor 400 snelwegkilometers is voor mij, pa en mijn motor een brug te ver. Lekker met zijn drietjes, alle drie een eigen motor, geen gedonder en met mooi en rustig tempo baksteensgewijs naar Assen.
Er was nog iemand niet bij die er in 2006 en 2007 wel bij was. Coureur Marco Simoncelli, die in 2006 en 2007 mee reed in de 250 CC, wereldkampioen werd in de klasse in 2008 en in 2010 begon hij als veelbelovend talent in de MotoGP op de Honda RC212V. Hij verongelukte in 2011 op het Circuit van Sepang. 'MotoGP has lost his young lion' kopte de kranten. Supersic was geliefd onder de coureurs en onder de fans vanwege zijn gevaarlijke en aanvallende rijstijl. Supersic. Ik had al een AGV helm in de Supersic kleuren, tegenwoordig draag ik er een petje bij met rugnummer 58. Het nummer van Supersic. We vergeten hem nooit.

Wat ik ook niet meer zal vergeten was de rit naar Assen toe. Toegegeven, om tien voor zeven op een zaterdagochtend verzamelen is geen kattenpis, maar het was het dubbel en dwars waard. Om vier uur lag ik al te stuiteren in bed, zodat een wekker zetten achteraf helemaal niet nodig was. Om half zeven stond ik volgetankt, met een vers pakje peuken én met een rugzakje vol broodjes en ijsthee klaar voor vertrek. De ene na de andere motor kwam voorbij, richting de snelweg. Richting Assen.
Toen we compleet waren, gingen wij ook en we draaiden om zeven uur de A2 op, om via de A27 en de A28 naar Assen te rijden. Ik kende de weg omdat ik er wel eens was geweest en ook al ken je de weg niet als je naar de TT in Assen wilt: volg de motorrijders. De groepjes, de rijders met een rugzak op hun rug, rijders die een racer hebben met iemand achterop (waar ik letterlijk medelijden mee kreeg, met de hele combinatie), motoren in alle soorten en maten. Bij elk tankstation stond het vol. Niet gelogen. Bij elk tankstation kon ik het niet laten om eventjes van de zesde versnelling naar de derde versnelling terug te schakelen met dat prachtige jankgeluid van mijn R6 langs het tankstation te knallen. Vervolgens uiteraard weer keurig netjes naar de normale snelheid met normaal geluid. Want bij de TT kan je op één ding rekenen: bij de politie wordt er dan niet gestaakt.
Hoe dichterbij Assen, des te drukker het werd. Wat ik al zei, motoren in alle soorten en maten. Auto's met gele Rossi shirts, rode Marquez caps en zwarte Lorenzo polo's. Het zijn de gladiatoren van nu. Het was net alsof ik door een snoepwinkel aan het lopen was, als ik van snoep had gehouden. Uiteindelijk kwamen we 3 uur na het vertrek bij de Esso in Zaltbommel bij de afslag van het TT circuit en waren dus ruim op tijd voor de races. Parkeren tussen de motoren ('goed je vak onthouden' had mijn moeder gezegd, geen overbodige luxe om dat te doen) en op naar het circuit. Daar hebben we ons lopen vergapen aan de tienduizenden motorliefhebbers die daar rondliepen. Mensen die al vroeg hun plekje op hadden gezocht op de tribune. Kraampjes, waar werkelijk niets van Valentino Rossi te verkrijgen was. Simpelweg omdat het daar te druk was om te kijken wat ze hadden. Bij de Supersic kraampjes was het gelukkig minder druk, zodat het een kleine moeite was om 25 piek af te tikken voor een petje wat ik nu al anderhalve dag op mijn kop heb. Tijdens het verkenningsrondje rond het TT circuit begon de Moto3, voorheen de 125 CC. Jonge mennekes, die met lichte motoren over het circuit heen brommeren met een topsnelheid van rond de twee tien. Niks mis mee, lekker licht qua geluid om mee te beginnen. De finish van de Moto3 was spectaculair, zoals hier te zien is. Nadat de Moto3 was afgelopen, met Oliviera als winnaar, begonnen wij ons plekje op te zoeken op de Ossenbroektribune: prima zicht op een paar fraaie bochten in het circuit. Toen we ons plekje in hadden genomen, dat is best lastig met een motorpak en een rugtas op een vrij krappe tribune, begon de Moto2, de voorloper van de vroegere kwart liter. Simpel speurwerk leverde op dat de Moto2 tegenwoordig met 600CC Honda-motoren rijdt en dus vergelijkbaar is, qua motorinhoud, met de motor waar ik zelf op rijdt. Na een race met herstart (bij een crash was er olie op de baan gekomen), won de Fransman Zarko de race en vergrote hij zo zijn leiding in het kampioenschap.
Na de Moto2 begon het klapstuk. Waar we speciaal voor naar Assen waren gekomen. Valentino Rossi. Jorge Lorenzo. Marc Marquez. Dani Pedrosa. Andrea Iannone. Andrea Dovisioso. De broertjes Espargaro. Maverick Vinales moeilijk goeie naam voor een motorcoureur trouwens. Cal Crutchlow. En velen anderen. Deze matadoren werden op Yamaha's, Ducati's, Honda's, Aprillia's en Suzuki's de Assense arena ingestuurd om op de Kathedraal van de MotoGP aan ons en aan 97.000 andere motorliefhebbers te laten zien en horen! wat ze kunnen.
De race was fenomenaal. Fenomenaal. Rossi en Marquez schoten weg, Lorenzo pakte meteen vijf plekken. De race was Assen-waardig. Bizarre topsnelheden, bochtenwerk om van te watertanden en Rossi die op zijn zesendertigste nog vrolijk het baanrecord verbetert.
Het bizarre gevecht krijgt de ontknoping die het verdient: na een touché bij de GT gaat Rossi rechtdoor de grindbak. Normaal gesproken betekent grind plat, maar Rossi bleef op de fiets en reed rechtdoor naar zijn 85e zege in de MotoGP. Toevallig in de 85e TT van Assen, het circuit waar hij in 2009 al zijn 100e GP overwinning had gehaald. Marquez bleef met de tweede plaats achter, terwijl Lorenzo ontspannen naar de derde plek reed en zijn achterstand op klassementsleider Rossi op zag lopen naar tien WK-punten.
Na de MotoGP besloten wij om te verkassen en een plekje te zoeken op een tribune dichtbij onze motoren voor de Red Bull Rookies Cup. Mennekes uit de leeftijdscategorie 13 tot 17 jaar die op gelijkwaardig speelgoed mogen laten zien wat ze kunnen. Dat gelijkwaardige speelgoed zijn trouwens 1 cilinder KTM'etjes, die een geluid produceren waar je kippenvel van krijgt. Een zestienjarig ventje uit Nederland, de plaats ben ik even vergeten, won en reed iedereen het snot voor zijn ogen. Zonde dat zo'n gozertje waarschijnlijk nog een centimeter of vijftien, twintig omhoog schieten en eigenlijk 'te lang' zijn om in de top van de motorsport mee te doen. Want die Spanjaardjes en Italiaantjes, dat zijn maar kleine ventjes en dus een stuk wendbaarder op een racefiets dan zo'n lange darm uit Nederland. Wat ik dan in vredesnaam op een R6 doe, vraagt iedereen zich af overigens...

Na de Red Bull Rookies Cup was het voor ons de hoogste tijd om onze motoren weer op te zoeken en aan te sluiten in de file richting Zwolle. Ik had me er al op voorbereid, dat wist ik nog van de eerdere bezoeken aan de TT in 2006 en 2007. Toen was het in een 'kooi,' zoals Jax van Sons of Anarchy zei, nu was het op een tweewieler. En wat er zou komen, daar genoot ik met volle teugen van. De A28 stond vol. Vol met auto's. Vol met motoren die zich door de file manoeuvreerden. Vol met mensen langs de weg, die dankbaar de motoren bedankten voor weer een onvergetelijk TT weekend. Dat is aardig wat anders dan de fietsers die je op de dijk tegenkomt en met handgebaren duidelijk maken dat je weer eens veel te hard rijdt of veel te veel geluid maakt. De dankbaarheid van de mensen werd beloond, door het gas eens open te trekken en de motor eens flink te laten zingen. Nick spande daarin de kroon, met zijn gruwelijke Akra onder zijn MT07. Het geluid van Nick zorgde voor veel bijkijks langs de weg, die de liefde beantwoord zag worden. Het publiek langs de A28 en de motorrijders die terugkwamen na de TT: het was liefde op het eerste gezicht. En gehoor. Ik heb goed opgelet en tot aan Amersfoort, pak 'm beet 150 kilometer vanaf Assen, stonden mensen langs de weg en op viaducten. Het was enorm. In de file, die tot Zwolle stond, was het even bijzonder. Kleine mennekes die met hun kop uit het raam een high-five of een box kregen. Volwassen mannen die uit pure bewondering het tafereel vast legde met een mobiele telefoon of een GoPro. Het was een epische terugrit, waarbij wederom alle tankstation vol stonden met motoren en ik het een paar keer niet kon laten om er voorbij te 'janken' in de derde versnelling. Heerlijk.

De snelweg begon ik overigens bij de laatste stop in Amersfoort toch aardig te voelen. Ik heb niet zoveel aan billen (en nee, ik wil niks van jullie hebben), maar die begonnen aardig pijn te doen. Er zaten inmiddels bij elkaar opgeteld toch zo'n 350 kilometer aan snelweg op, in dezelfde zithouding. Ik was na de stop in Amersfoort ook blij dat we een half uurtje later bij Zaltbommel het industrieterrein op konden en we konden genieten van lege bochten. Om vervolgens, via de Bommelse binnenstad de dijk op te rijden richting De Mop in Gameren, waar ik een TT traditie van mij en mijn vader in ere hield door er een dijk van een uitsmijter te bestellen. De dag werd afgesloten met een retourtje Brakel, een dorp waar voor de rest niks aan is behalve de dijk er naar toe. Zo kwam er een einde aan een prachtige TT dag, waarbij we plechtig hebben afgesproken om volgend jaar weer te gaan, dan op zondag. Want de 86e TT van Assen wordt voor het eerst gereden op zondag. Ik heb er nu al zin in.

zaterdag 6 juni 2015

Uitstervend ras

Vanavond wordt de Champions League finale gespeeld in het Olympiastadion van Berlijn. Om kwart voor 9 trappen FC Barcelona en Juventus af voor hopelijk een mooie strijd, waar al aardig op vooruitgeblikt is. Mensen zijn benieuwd wat het supertrio van FC Barcelona gaat doen, met de getructe Neymar, de nooit opgevende Luis Suarez en de beste voetballer van dit tijdperk in de persoon van Lionel Messi. Appeltje eitje zou je zeggen, ware het niet dat Juventus ook een goeie ploeg heeft, met een wereldkeeper als Gigi Buffon (op zijn 37e nog steeds top 5 van de wereld), een paar slopers achterin en een killer voorin in de persoon van Carlos Tevez. 1 man van Juventus wordt er al een paar jaar uitgelicht, de stylist op het middenveld Andrea Pirlo. De Italiaan speelde lang voor Milan, de afgelopen vier jaar voor ‘De Oude Dame,’ zoals de bijnaam van Juventus luidt.
Andrea Pirlo kan op het middenveld dingen doen die een wedstrijd kunnen maken of breken. Rust creëren (de man is inmiddels ook 36 jaar oud, hetgeen oud is voor een profvoetballer), de wedstrijd ‘lezen,’ een spits met één heel fijn steekballetje voor de keeper zetten of met een afstandsschot uit het niets doel treffen. Andrea Pirlo is van een uitstervend ras.

Sinds ik het voetbal volg, het WK in Amerika in 1994 was mijn eerste grote toernooi wat ik bewust heb meegemaakt, is het voetbal kwalitatief behoorlijk achteruit gegaan. In die ruime twintig jaar ben ik voetbaltechnisch verwend door de groten der aarde op een voetbalveld en dan heb ik Cruijff, Maradona, Beckenbauer en Marco van Basten niet eens bewust meegemaakt. Dat moet helemaal een feest geweest zijn, doet YouTube mij iedere keer beloven.
But I had my share. Ik heb genoten van het gouden Ajax van de midden jaren negentig, het AC Milan van Carlo Ancelotti van de periode 2003 – 2007 (mét Pirlo op het middenveld, aan de zijde van Clarence Seedorf en Gennaro Gatusso met voor hun Kaka en Shevchenko en achter hun Maldini, Nesta en Cafú), het Real Madrid van de periode 1998 – 2003, maar ook van individuele spelers. Ik was moeilijk fan van David Beckham, Jari Litmanen en Ronaldinho en de beste van allemaal vond ik Zinedine Zidane. De Franse nummer tien had allés: techniek, rust, traptechniek, inzicht, souplesse. Wat kon die man voetballen.  Als ik alle namen ga noemen van spelers die ik toen tot op het bot toe bewonderde, dan wordt het een lange blog.
Vooruit dan. Een paar. Ronaldo was in mijn ogen de beste speler die ooit het shirt met nummer 9 aan heeft gehad. Ik had een poster van twee bij anderhalf van Marc Overmars op mijn kamer hangen. Patrick Kluivert vond ik een mooie spits om naar te kijken. Jaap Stam en Frank de Boer vormen het beste verdedigingsduo uit de Nederlandse geschiedenis. Thierry Henry was, met de assistentie van Dennis Bergkamp, een prachtige complete spits. Onder andere Hernan Crespo, de genoemde Andrei Shevchenko, Ruud van Nistelrooy, Claudio Lopez, Christian Vieri,Raúl,  Alan Shearer en Gabriel Batistuta waren beesten in de zestien. Prachtige middenvelders, die alle kwaliteiten die Andrea Pirlo bezit, als David Ginola, Paul Scholes, Fernando Redondo, Allesandro Del Piero, Frank Lampard, Xavi, Wesley Sneijder noem ze maar op.
Krachtpatsers op het middenveld die alles deden om te winnen zoals Roy Keane, Steven Gerrard, Patrick Vieria, Mark van Bommel, Gennaro Gatusso. Buitenspelers als Ryan Giggs, Rivaldo, Pavel Nedved.

Goed, voordat ik terugga in een enorme trip down memory lane kap ik mezelf af. Want ik heb ook nog wat slopers in de verdediging in de aanbieding. Maar goed. Het voetbal is sinds 2006, 2007, rond die tijd behoorlijk in kwaliteit afgenomen. Toppers die stopten, terwijl er maar een paar waren die de kop er bovenuit steken. FC Barcelona heeft een prachtige ploeg, met het wondertrio en Andres Iniesta, Cristiano van Real, Zlatan Ibrahimovic, maar dan heb je het allemaal wel een beetje gehad. Ja, Andrea Pirlo. De rest is middelmaat. Het voetbal wordt ook steeds minder leuk. De FIFA is een corrupt zooitje ouwe pleurishonden, je ziet amper meer zwarte schoenen en doordat het voetbal tegenwoordig alleen maar uit ‘geld’ bestaat, kan je de kwartfinales van de Champions League zo van te voren uitstippelen. Een FC Porto wat in 2004 de Champions League won, dat komt niet meer voor, laat staan dat een Nederlandse club ooit de Champions League gaat winnen. Kijk, FC Barcelona heeft een goed team, maar die kopen afgelopen zomer gewoon voor 150 miljoen aan spelers, met Suarez, Vermaelen, Rakitic en twee keepers. Wat dat betreft heeft Juventus meer de sympathie van vanavond, omdat Juventus van ver komt en het toch met iets minder moet doen. Klein beetje overigens maar.

Waar ik me zorgen over maak, is dat de kwaliteit van het voetbal achteruit gaat. Dat zie je op alle niveau’s. Het Nederlands elftal van 10 jaar geleden had niet in dezelfde positie gekomen als het Nederlands elftal van nu. Want het Nederlands elftal van 10 jaar geleden had zich in deze poule met twee vingers in de neus geplaatst voor de EK. Ik zie het bij Ajax, bij Manchester United, bij Valencia, zelfs bij mijn eigen cluppie. En de conclusie is dat veel spelers, die nu spelen, er tien jaar geleden niet in hadden gestaan. In de basis dan. Misschien bij de eerste achttien, maar geen vast basisplek.  Ik heb wel een klein vermoeden waarom het voetbal in kwaliteit achteruit is gegaan. De financiële belangen zijn te groot. Te groot voor een leuk trucje. Te groot voor een goede ouderwetse stevige tackle, waar de veel te slappe scheidsrechters onder druk van media veel te snel kaarten voor geven.
Een andere reden is misschien veel simpeler, maar het is wel waar. Ga eens naar buiten en kijk eens wat je ziet. Vroeger, toen ik een jaartje of 10 was, zag je niks anders dan voetballende kinderen op straat, op de pleintjes of op de trapveldjes. En daar heb ik zelf ook vaak rondgelopen, sterker nog, als het mooi weer was, was ik altijd met mijn vriendjes op het trapveldje te vinden. Ik had zelfs een doeltje bij mijn ouders in de tuin staan, waar we heerlijk konden afwerken, aanleggen en schieten, voorzetten konden oefenen, drieën of elven (dat laatste potje is bekender onder de naam tienen). Voor partijen gingen we met zijn allen naar het trapveldje in Nieuwaal, waar heroïsche strijden werden gestreden en je met vieze schoenen, een kapotte broek en soms een afgebroken tand mee thuiskwam. Altijd was er de bal. Ook op school. Als er bij gym gekozen mocht worden, wat er gedaan ging worden, dan trok ik altijd m’n grote scheur open, gingen er twee matten tegen de muur en werd er een bal uit de kast gevist.

En het was niet dat we niks hadden. Op mijn kamer stond ook gewoon een spelcomputer (uiteraard met een spelletje Fifa vastgeroest in het ding). Er waren genoeg televisieprogramma’s waar je naar kon kijken. Er waren genoeg betaalbare uitstapjes. Er stond altijd iemand klaar om ons met de auto ergens heen te brengen en later weer op te halen. Er waren genoeg andere leuke dingen om na schooltijd te doen. Maar we, ik en mijn vriendjes, waren altijd met een bal in de weer. Altijd. Shirtje aan van Ajax, trainingsbroek met je nieuwe Nike’s eronder, bal onder de arm mee naar het trapveldje en mekaar proberen te dollen, af te zagen, te scoren of te vlammen op het stakkertje dat met elven voorovergebogen in het doel stond voor een keer of zes kontjekick. We waren verzot op het spelletje en ik merk dat als ik een bal zie, dat ik altijd eventjes tegenaan wil trappen of de bal een paar keer hoog wil houden.
Tegenwoordig als je de straat op gaat, zie je dat niet meer zoveel. Kinderen van nu zitten achter Ipads te Mindgraften of achter hun nieuwe Playstation 4. Door heel Nederland worden trapveldjes aangelegd om de kinderen te laten voetballen, maar die worden amper gebruikt.
En dat is jammer. Want voetballen op straat of op een pleintje zorgt ervoor dat je een betere voetballer wordt. Nu heb ik nooit hoger gehaald dan een paar invalbeurtjes bij het tweede van Gameren en speel ik tegenwoordig met heel veel plezier in het vijfde van Gameren, maar zonder het ‘voetballen op straat’ had ik waarschijnlijk helemáál geen pepernoot van gekunnen.


Wat ik dus mee wil geven aan de jeugd, is dat wanneer je graag voetbalt en helemaal wanneer je ook ‘op voetbal zit,’ dat je na je schoolwerk lekker naar buiten gaat. Lekker balletje hooghouden. Lekker een potje ‘muren.’ Lekker partijtje doen op een trapveldje bij jou in de buurt. Voetballen tot ’s avonds laat, totdat je niks meer kon zien je moe gestreden naar huis ging. Na je eigen wedstrijdje van zaterdag of zondagochtend, ’s middags weer naar het trapveldje of blijven plakken op je voetbalclub, als je stijf van de Extran of de AA vliegende tackle’s ontwijkt. Wie weet, als de jeugd dat massaal gaat doen, dat het voetbal vanzelf weer de kwaliteit krijgt, die ik zo mis.