maandag 26 juni 2017

#weekendverslag: Voor in de boeken

Het is zondagavond exact half 12 als ik de eerste letters van deze blog begin te tikken. In Amsterdam regent het en het zal ongetwijfeld drie tienden van een seconde duren wil ik in slaap vallen nadat ik in bed ben gaan liggen. Maar eerst wil ik iets kwijt. Een weekendverslag. Want het was een weekend voor in de boeken. Alweer zou je kunnen zeggen, maar net iets anders.

Een weekend voor in de boeken is normaal gesproken een weekend vol stappen, drank, voetbal, lol, gezelligheid, humor en misschien een paar lieve woordjes van een leuke dame in de kroeg. Wanneer van elk onderdeel de voldoende mate aanwezig is, dan is het al een weekend voor in de boeken. Op deze regenachtige zondagavond in Amsterdam, kijk ik terug op een weekend voor in de boeken. Maar dan één om over te bloggen.

Het begon op zaterdag. Bij mijn voetbalvereniging was er de jaarlijkse Villa Pardoesdag, een dag waarop geld wordt ingezameld voor het goede doel, te weten Villa Pardoes. Villa Pardoes is al enkele jaren ‘shirtsponsor’ bij het eerste elftal van onze club, maar in tegenstelling tot wat veel shirtsponsors doen, krijgt Villa Pardoes jaarlijks een bedrag om op het shirt van ons eerste elftal te mogen staan. Vergelijk het een klein beetje met Unicef op het shirt van FC Barcelona. Daar houden de vergelijkingen verder op hoor, want we springen met z’n allen een gat in de lucht omdat het eerste elftal het afgelopen seizoen gepromoveerd is naar de Derde Klasse zaterdag. Niet bepaald halve finale Champions League niveau, maar waar wij vandaan komen zijn we er bijzonder blij mee.
De Villa Pardoes dag dus, een dag met allerlei sportieve activiteiten rondom onze voetbalclub. Een spinning marathon, een wielertocht, een obstacle run, voetballen tegen de FC Rebellen leuke gasten trouwens en ik mag tegenwoordig ‘Dick,’ ‘Andy,’ ‘Ricky’ en ‘Marcel’ zeggen, je kan het zo gek niet verzinnen. Alles wordt gesponsord en al het opgehaalde geld van de Villa Pardoesdag komt ten behoeve van zieke kinderen, hun ouders en broertjes en/of zusjes. Zij worden een week opgevangen en verzorgd in Villa Pardoes, een fantastisch goed doel, gelegen nabij de Efteling. Even een weekje niet ziek zijn, maar gewoon fijn.
Zo’n week kost klauwen vol geld moet u weten en daarom is het zaak dat de Villa Pardoesdag zoveel mogelijk centjes oplevert.
Wij zijn geen grote club, we bungelen rond de 400 leden en het dorp is met 2600 inwoners ook niet zo heel groot… Maar als je ziet wat een Villa Pardoesdag teweeg brengt… Man, man, man. Een team van mensen is zo ontzettend in de weer voor die kleintjes en dat werkt aanstekelijk. In zo’n manier dat ik ook mijn steentje bij heb gedragen aan de Villa Pardoesdag 2017.
Ik was namelijk Veilingmeester. Ja, je leest het hartstikke goed. Veilingmeester. Ordinaire geldklopperij. Maar wel voor hele leuke items, beschikbaar gesteld door diverse personen en bedrijven en al het geld gaat naar het goede doel.

Toen ik gevraagd werd, moest ik even nadenken. Ik vind van mezelf dat ik een redelijk vercrackte stem heb en als je dat gaat versterken met een microfoon wordt het niet veel beter. Maar toen de soundcheck plaatsvond, 2 minuten voor de daadwerkelijk veiling, bleek dat vercrackte allemaal wel mee te vallen en kon er geveild worden. Ik heb niet de stem om door de voorronde van Idols te komen, maar het kon vele malen slechter. Item na item werd verkocht en het voelt goed om geld uit iemand zijn of haar zak te trekken voor het goede doel.
Het was een kleine bijdrage aan een geweldig team, die met een geweldige dag ervoor gezorgd heeft dat er ruim 25 duizend euro op werd gehaald voor Villa Pardoes. En dat is fantastisch. Er kunnen met deze dag maar liefst twaalf gezinnen blij worden gemaakt met een weekje in de Villa, om even alle ellende van het ziek zijn te vergeten. Iedereen die heeft bijgedragen aan dit fantastische succes verdient een dikke pluim en een groot applaus.

En Leo Koswal schijnt nog steeds bij Dennis aan de bar te zitten.

Na zaterdag komt zondag en het was uniek dat de Villa Pardoesdag in het jaarlijkse TT-weekend viel. Het was dan ook niet verwonderlijk dat het tijdens de Villa Pardoesdag oud-Hollands baggerweer was, met regen en niet de temperaturen van de weekenden daarvoor. Het is de vloek van Assen, zo lijkt het.
En na een kort nachtje bleek het niet alleen op zaterdag te druppen, maar ook op zondagochtend was het raak. Zachtjes tikte de miezer op het dak en als je dan je motorpak aan staat te doen, dan denk je wel eens: “Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen?”
Als het dan opgeklaard is en je rijdt de A28 op richting Assen, en je ziet de eerste mensen langs de weg staan, dan ben je die vraag meteen weer vergeten. Jong en oud, jongen en meisje, knappe vrouwen en gedrochten, mannen die zo uit het bejaardenhuis zijn weggelopen tot de jongstgeboreren. Alle soorten en maten zit er langs de weg om alle tweewielers weer voorbij te zien en horen razen. Fantastisch. Sorry voor het herhaaldelijk gebruiken van het woord fantastisch, maar het was gewoon écht zo.

Aangekomen op Assen, na pitstop in Nunspeet en Beilen, begonnen de races. In de Moto3 werd onze eigen Bo Bendsneyder op de streep van zijn motor afgereden en kreeg een ‘did not finish’ achter zijn naam staan.  Dat was enorm zuur, omdat Bo wel degelijk liet zien goed mee te kunnen in het Moto3 geweld en de omroeper wist te melden dat er heugelijk nieuws op komst zou zijn: Bo mag waarschijnlijk volgend jaar naar de Moto2 en dat zie ik met vertrouwen tegemoet. Bo is een lange vent en zo’n Moto3-machine zijn voor de wat kleineren onder ons. Met een klasse omhoog wordt ook de motor groter en voor iemand die wat langer is, is een grotere motor beter te behandelen. Enfin, het maakt verder niet uit, ik stem voor Bo naar de Moto2.
Na de Moto3 volgde de Koningsklasse. In de tussentijd had ik mezelf voorzien van een natje, een droogje en een nieuw petje, want ik had in het pakken op de zaterdagavond mijn petje vergeten in mijn tas te doen. En met de mogelijke regen op komst is dat toch ff niet handig.
De Koningsklasse volgde, waarin Valentino Rossi won in een geweldige en spectaculaire race. Alles wat mij aantrekt in de motorsport, kwam voorbij in de MotoGP. Inhaalacties, valpartijen, touchés, samengeknepen billen en het Italiaanse volkslied aan het eind van de rit.
Dat Italiaanse volkslied kwam er ook in de afsluitende race, de Moto2, waar Morbidelli in de laatste bocht, de Geert Timmer bocht de Zwitser Luthi te snel af was en als eerste over de streep kwam.
De Geert Timmer bocht. Bekend en berucht op het circuit van Assen. Ik weet niet of het ooit uitgezocht is, maar een groot gedeelte van de ‘race winnende inhaalactie’ vindt plaats in de Geert Timmer bocht. En crashes, die gebeuren ook vaak en sinds ik zelf motor rij, vind ik dat niet meer zo leuk om naar de kijken. Al kwam Jorge Lorenzo wel erg lekker ten val in je GT.

Met tevredenheid over de resultaten van de race, een mooi petje op mijn kop en een APPJE van m’n pa (‘Hier ga je dus om half zes je nest voor uit’)  liepen we tevreden weer naar de motoren waar het spel van liefde tussen motorrijder en alle viaducten tussen Assen en Amersfoort in volle gang ging. Wat een liefde langs de kant en op de weg. Vriendelijke mensen en niet van dat kutvolk wat grind in de berm flikkert in bochten op dijken langs de Waal. Jong en oud, meisje, jongen, enfin… hetzelfde koppel als de ochtend stond er weer en met uitbreiding. Stoeltjes, koelboxen, auto’s in de berm, de TT is meer dan het grootste sportevenement van het jaar. Het is iets wat leeft, wat in mijn mening te weinig aandacht krijgt in de media, net als de rest van de motorsport. Het wordt hoog tijd dat een grote zender de uitzendrechten van de MotoGP weer oppikt, zodat we zondagen lang kunnen genieten van de mooiste sport die er is.

Zei ik dat hardop? De mooiste sport die er is? Jazeker. Want er is spektakel, het gaat vreselijk hard, soms maar net goed en heel soms ook net niet goed. En er is respect. Respect bij de rijders onder elkaar. Respect op de tribune. Zoveel verschillende favorieten en iedereen geniet mee, of zijn of haar favoriet nu wint of crasht. Geen pelotons mobiele eenheid om de rivaliserende groepen uit elkaar te houden. Geen gescheld met ziektes. Geen blauwe ogen. Geen ellende.

Ja. Motorsport is de mooiste sport die er is.


Het is inmiddels 12 uur. Ik taai hem af. Wat een weekend. Eentje voor in de boeken.

maandag 12 juni 2017

Kleine dingen

Nog niet zo heel lang geleden fietste ik over de Stadhouderskade in Amsterdam. Een drukke straat. Oost en West wordt met elkaar verbonden en het is één van mijn vaste route naar de Albert Cuyp. Waar de prijsjes klein zijn en de aanbiedingen groot. Eens in de zoveel tijd fiets ik naar de Albert Cuyp. 3 potten haarcement voor een tientje, een haring op de markt en nog wat andere dingetjes waar je bij de Etos veel te veel geld voor betaalt.

Als ik het Rijksmuseum ben gepasseerd en de kruising met de Hobbamakade oversteek, zie ik dat er verderop linten zijn gespannen. Rood witte politielinten. Dan is er iets aan de hand. Als ik dichterbij kom, zie ik dat de Stadhouderskade ter hoogte van de Frans Halsstraat is afgesloten met een politielint. Twee agenten staan bij dat lint en gebaren met dat ik rechtsaf de Frans Halsstraat in moet. Verderop, op de kruising die ‘stad uit’ gaat, richting de Ferdinand Bolstraat staat een vrachtwagen stil. Politie erbij. Meerdere ambulances. Een brandweerwagen.
Ik vrees het ergste.
Netjes volg ik de aanwijzingen van de politieagenten op. Die staan daar ook niet voor hun lol. Het is tandjesheet en met al die bepakking die ze aan hebben, heb ik het met mijn korte broek en Havanaianas toch een stuk beter voor elkaar. Al is fietsen met Havaianas aan ook een  kunst op zich. Mijn nieuwsgierigheid kan ik bedwingen. Ik wil de politieagenten niet lastig vallen met onzinnige vragen als ‘wat is er gebeurd’ en ‘kan ik er niet langs.’ En gelukkig ben ik dermate bekend in Amsterdam, dat ik weet dat als je rechtsaf slaat en weer links, dat je parallel rijdt. Geen enkel probleem.
 Als ik stop om eventjes te kijken, zie ik een kortpittige Amsterdamse van middelbare leeftijd naar de agenten toe lopen. Ik hoor haar een grap maken in de trant van ‘toch geen bom of zo?’ Misselijkmakend. Toppunt van links. Wel uit willen delen, maar niet kunnen incasseren. Het okselhaar loopt nog net niet tot haar heupen, ze stemt ongetwijfeld voor alle vrijheden voor iedereen, maakt zich druk om verscherpt toezicht op Schiphol en het Centraal Station en zet de poort wagenwijd open voor alle vluchtelingterroristen die daadwerkelijk een bom in onze hoofdstad kunnen laten ontploffen. Het is een kwestie van tijd, maar daar wil ik niet aan denken. Een grap maken over een bom, in deze tijd, met alle leed tot gevolg en vrolijk met de Groene Amsterdammer onder je arm kwijlen bij de Tweets van Anne Fleur….

Ik fiets maar snel door. Ik weet dat de Frans Hallstraat ook uitkomt bij de Albert Cuyp en als ik mijn fiets geparkeerd heb bij de McDonalds, loop ik de markt op voor mijn eens in de zoveel tijd aanbiedingen die broodnodig zijn. Ik zou op Twitter kunnen kijken wat er gebeurd is, maar uit eerdere ervaringen weet ik dat de officiële communicatie vanuit de politie of de gemeente niet plaats vindt, terwijl de boel nog in de linten hangt. Aan speculeren heb ik een broertje dood, dus ik kijk wel als ik thuis ben. Hopen dat alles goed gaat met iedereen.

Als ik tegen etenstijd thuis ben, na een pitstop bij de supermarkt voor een biefstuk, wat salade en rijst, kijk ik op Twitter en zie ik dat AT5 melding maakt van een aanrijding op de Stadhouderskade waarbij een fietser om het leven is gekomen.

Godverdomme. Het is het eerste woord wat er in mijn hoofd tevoorschijn komt. Als ik hetzelfde bericht op Facebook zie, dan lees ik automatisch de reacties en die zijn in twee kampen verdeeld: de één schreeuwt brand om de vrachtwagens in de stad, dat het te gevaarlijk is en dat alle vrachtwagens uit de stad moeten worden verbannen. Andere mensen opperen dat fietsers in Amsterdam denken dat ze Jezus van Nazareth zijn, hun eigen regels maken en dat ze overal maar door rood fietsen.
Social media haat, zoals alleen social media kan haten. In sommige punten kan ik me meer vinden dan in de andere. Ik probeer mezelf de richten tot de feiten.

Feit is dat er een fietser niet meer thuiskomt na een aanrijding met een vrachtwagen. En wie dan ook ‘schuldig’ is aan het ongeval, ik ben van mening dat er bij dit soort ongevallen meer slachtoffers zijn dan degene die gereanimeerd werd. En hoe het kan dat het ongeluk plaats heeft kunnen vinden? Ik weet het niet, ik was er niet bij en de officiële mededelingen over de toedracht van het ongeval blijven terecht achterwege. Wat ik wel weet dat er die dag slachtoffers zijn gevallen. De pleister op een grote wond is dat het niet gaat om ‘een bom’ waar mevrouw Groen Links al over grapte.

De schuldvraag is in mijn ogen niet belangrijk. Want je moet als eerste naar jezelf kijken. Ik verplaats me veelvuldig door Amsterdam. Met de auto, met de motor, met de fiets. Ik weet van mezelf dat als ik op de fiets stap, dat ik verander in een Amsterdamse fietser: allemaal aan de kant en het rode verkeerslicht staat er voor Jan met de korte achternaam. Want daar win je toch wel maximaal één hele minuut mee, als je door rood heen dendert.
Maar is dat wel zo slim? Is het slim om jezelf niet aan de gestelde regels te houden, terwijl je jezelf gaat lopen beklagen over wanneer de andere iets fout doet? Dat klopt in mijn optiek niet helemaal.
Het wordt tijd dat we onszelf weer bewust maken, dat we als eerste naar ons zelf moeten kijken als het gaat om veiligheid in het verkeer. Dus stoppen voor het rode licht, goed kijken in je spiegel, je snelheid aanpassen, niet denken dat je de enige weggebruiker bent, richting aangeven, wegblijven uit de dode hoek van een auto of vrachtwagen. Laat ik wel even duidelijk maken dat ik in het bovenstaande geval geen partij kies of een schuldige aanwijs. Ik wil onszelf er bewust van maken dat een ongeluk in een klein hoekje zit en dat wanneer we ons aan de regels houden, dat er een stuk minder kleine hoekjes op kunnen doemen waar een ongeluk in kan zitten.

Het zijn de kleine dingen die het leven speciaal kunnen maken. In het verkeer zijn het de kleine dingen die ervoor zorgen dat je thuiskomt.

woensdag 7 juni 2017

Herrie met Gerrie - Raven in het homobos

Je zou het bijna vergeten, maar op Eerste Pinksterdag was er een festival genaamd 7th Sunday en dat vond plaats in Erp. Ik had van de hele plaats nog nooit gehoord, maar je kan er prima een feestje vieren. En op 7th Sunday was ik nog nooit geweest en toen de vraag of ik mee wilde, was een kaartje sneller geregeld dan een konijn op XTC. Er werd een bus geregeld, die bus werd vol gepropt en gas erop: op naar 7th Sunday.

De avond ervoor had ik iets te diep in het flesje Malibu gekeken. Zelden heb ik bonkende koppijn, gelukkig ook die zondag niet, maar maat…. Ik heb me wel eens fitter gevoeld en de tosti als ontbijt bij ’t Stoepke was een moeilijkere opgave dan het invullen van mijn belastingpapieren. Ondanks dat het zonnetje zich niet altijd liet zien, is het zonnebrilletje niet van mijn bakkes af geweest. Ik ben ook geen 20 meer en een avond goed zuipen ga je toch zien aan het nest met kraaienpoten die zich naast mijn ogen bevindt.

In de bus. Tijd voor een biertje. Dat werd tijd ook want ik stikte de moord van d’n dorst.

Aangekomen. Op het meest droevige industrieterrein aller tijden. Wat ik dacht dat Diemen Sniep erg was, daar deed het industrieterrein van Erp daar nog vijftien schepjes boven op. En dan dat teringeind lopen naar de plaats van bestemming. Ik had een kaartje voor 7th Sunday, maar het leek er wel op alsof ik me ingeschreven had voor de Nijmeegse Vierdaagse. En dat is nou iets wat ik nooit zou doen, omdat ik daar simpelweg de kracht niet voor heb.
Onderweg stond de plaatselijke jeugd bier te verkopen. Zelden zulke bocht op. Daarover later meer.

Na een wandeling van 28 kwartier kwamen we aan bij het festivalterrein. Mooi woord vind ik dat, klinkt een stuk gezelliger dan industrieterrein. Dat was het ook, want op 7th Sunday ging het los. Een mooi feestje, met diverse stijlen van elektronische muziek. Op mainstage namen artiesten als Kriss Kross Amsterdam, Axwell, Martin Solveig en R3Hab het heft stevig in handen en zorgden voor knallende beats in een perfect Pinksterzonnetje. De biertjes vloeiden rijkelijk, al hadden ze er van te voren niet bij gezegd dat het Grolsch was. En dat vind ik de smerigste bocht die er is. Malibu was in geen velden of vegen te bekennen, dus er werd overgeschakeld naar de Barcardi Razz 7 up.
Ik kan u vertellen, lieve lezers, het was geen goedkoop dagje. Godzijdank zit ik niet aan de zooi, dus dat heeft de kosten nog redelijk weten te drukken.

Naast Mainstage was er het Slam podium, waar ik even geweest ben en ik vraag mezelf nog steeds af waarom, Reboot met onder andere De Sluwe Vos, Reaveld Recordings waar de tent figuurlijk ontplofte van de dampende muzikale knallers die er ten gehore werden gebracht, het was te veel om op te noemen. Uiteraard ben ik ook nog eventjes in de klappertandtent geweest, waar Brennan Heart zo’n ontzettende dikke remix van Darude’s  Sandstorm op de decks toverde dat ik geen seconde spijt heb gehad van dat uurtje wat ik eventjes bij Hard Nature heb doorgebracht.
Naast al dat gebeuk waren er ook nog andere plekjes waar ik mezelf heb laten zien én waar ik mezelf nadrukkelijk heb vermaakt.

Zo werd er bunkerharde techno gedraaid in de technotent, dit keer genaamd Reboot. Dat wordt de nieuwe gewoonte op een festival: aan het einde van de dag eventjes volledig uit het pannetje in de technotent. Ongeacht wat de naam is, ongeacht wie er moet draaien. Het is net als de slogan van Center Parcs: je bent er eventjes helemaal weg. En das knap, als je beseft dat ik alleen maar aan het bier en aan de Bacardi Razz heb gestaan. Geestverruimende meuk heb ik niet nodig, daar krijg je Colombiaanse verkoudheid van.

En er was Herrie met Gerrie, op een plekje tussen de bosjes. Beetje vergelijkbaar met het bos bij de Nieuwe Meer in Amsterdam West. Op een stiekem plekje weggestopt, voor de mensen die weten wat ze er kunnen vinden en er van kunnen genieten. Godzijdank ben ik het bosje van Gerrie niet voorbijgelopen, zoals ik dat in Amsterdam West altijd wel doe. Herrie met Gerrie bracht me eventjes terug naar het middagje Woodstock in Bloemendaal. Artistiek geklede mensen, de boel netjes aangekleed en muziekjes nog laffer dan een tackle van achteren. Ik gok dat ik de meeste tijd van 7th Sunday bij Gerrie met z’n herrie heb doorgebracht. Door de groep al snel gedoopt tot ‘Raven in het homobos.’ Het boeit me niets, hoe ze iets noemen. Zo lang het maar goed is en dat was de Herrie van Gerrie zeker.

En toen we aan het eind van de avond ook nog een stel illegalen gevonden hadden, kon de dag al helemaal niet meer stuk. Het enige jammer was dat die illegalen geen Malibu hadden meegenomen, maar je kan niet alles hebben.


Met een glimlach rijker en een portemonnee leger, werd de avondetappe richting de bus in gezet. Jordy kon dat ‘tyfusding’ niet vinden, maar toen de bus uiteindelijk door iedereen gevonden werd, werd de toon gezet voor een legendarische terugrit, waarbij sommigen fysieke klachten hadden van het lachen. Ik ga geen verdere details verklappen, daar had je gewoon bij moeten zijn. Joh.

maandag 5 juni 2017

Pinkpop. What do you mean?

Tweede Pinksterdag. Het is normaal nu de tijd om de tv aan te zetten op Nederland 3 om te zien wat voor muzikaal geweld zich meester heeft gemaakt van een groot grasveld in Landgraaf. De Groten der Aarde hebben er gespeeld, maar dit jaar laat ik voor het eerst de TV uit. Dat heeft niets te maken met de House Top 1000 die op Fresh FM gedraaid werd, want die was om 9 uur vanavond afgelopen.

Ik kreeg afgelopen vrijdag nog het aanbod om mee te gaan naar Pinkpop, maar ik koos voor iets anders. Ik koos voor Matt Andersen op vrijdag, een dag met m’n dikke reet bij het zwembad op zaterdag en een keurige 7th Sunday op zondag. Maar dat was niet de enige reden waarom ik Pinkpop geskipt heb.

Pearl Jam. Bruce Springsteen. Coldplay. Foo Fighters. The Editors. Race Against the Machine. Rammstein. Metallica. Doe Maar. Anouk. Soundgarden. The Cult. De Dijk. Joe Bonamassa. The Scène.  De Rolling Stones. Het zijn zomaar bandnamen van de groten der aarde die Pinkpop de moeder headline-de.  En ik heb het genoegen gehad om de laatste van die drie namen te aanschouwen op de geweldige Pinkpopzaterdag van juni 2014. ‘Eindelijk op Pinkpop’ had Mick keurig netjes ingestudeerd en wat was ik blij dat ik daar bij was. I can’t get no statisfaction. En toen was je me even kwijt. Muzikaal niet te evenaren. Harder dan welk technofeest waar ik sindsdien ben geweest.

Pinkpop anno 2017 is niet meer dan een slap aftreksel van het rockfestival wat het daarvoor was. Tuurlijk, System of a Down zal ongetwijfeld de tent hebben afgebroken, met Green Day kan je absoluut niet de mist in gaan, maar als Justin Bieber je headliner is, Broederliefde op het programma staat en het festival afgesloten wordt door Guus Meeuwis sorry, ik ben gewoon geen fan van hem, dan heb je het imago van een EO-jongerendag. Het is een beetje hetzelfde als naar een ninties feest gaan en je hoort ineens Ronnie Flex tussendoor gedraaid worden. Het hoort niet.

En sorry voor de Bieber fans onder ons, maar ik vind ’t gewoon niks. Tuurlijk zing ik als ik een fles Malibu op heb uit volle borst en zo vals als de neten ‘What do you mean’ en ‘Sorry’ mee, maar een meisjestieneridool heeft in geen lichtjaren wat op Pinkpop te zoeken. Jan Smeets heeft er nooit over gepeinst om Take That, de Backstreet Boys of ’N Sync uit te nodigen op een festival met de naam en faam van Pinkpop.
Broederliefde moet lekker blijven waar ze vandaan komen. Juist, de Jungle. Niet mijn woorden overigens, het schijnt de grootste hit van die jongens zijn geweest. En Guus Meeuwis zal ongetwijfeld zijn grootste hit gespeeld hebben. Die hij van André Hazes heeft gejat.

Ik snap het wel hoor, waarom de Groten der Aarde niet meer komen.  Geld en aanzien. Dat de Groten der Aarde niet voor niks komen is al lang en breed bekend, maar in tijden waarin geld belangrijker lijkt dan adem halen is het onbegonnen werk voor Jan Smeets en zijn organisatie. En wanneer hij een grote headliner uit de hoed tovert, dan valt elke media weer over het feit dat de band X en de band Y zo ontzettend veel geld gekost hebben. Voor een beetje kwaliteit moet je grof geld betalen en Jan Smeets wil dat niet doorvoeren naar de betalende bezoeker.
En daarin kan ik Jan Smeets behoorlijk begrijpen.
Maar ik kan me niet voorstellen dat Jan Smeets niet weet dat er in Amerika en de UK 100 miljoen miljard bandjes zijn, die misschien niet de naam en faam hebben van U2, Pink Floyd of de Stones, maar die wel een beter geluid én gevoel creëren dan Justin fucking Bieber. Pinkpop heeft nog steeds de naam en faam van rockende mensen, die door weer en wind plakkerig onder het bier naar huis gaan na een topweekend. Smekend om een douche. Smekend om schoon water. En smekend om op een schone WC te schijten. Maar die hebben staan rocken als een motherfucker op bandjes waar ze nog nooit van gehoord hebben, maar waar ze sinds Pinkpop fan van zijn. Dát is Pinkpop. Rockende mensenmassa en niet tienduizend schreeuwende meisjes die balen als een stekker als er een wimpertje verkeerd zit of een nageltje breekt. Voor die meisjes zijn er genoeg andere plekken om Justin Bieber te treffen. Of mee te ‘bouncen’ met de boys van Broederliefde. Of heel Groningen mee te horen brallen met het ‘Brabant’ van Guus Meeuwis. Niet op Pinkpop.

Pinkpop. Geworden tot een gemiddeld festival wat op een plein in Zwolle gehouden kan worden. Het doet een beetje pijn om de TV niet meer aan te zetten op Tweede Pinksteravond. Sorry. Het is maar een mening. 
Ik wil gewoon weer een Pinkpop die jaren later herinnerd wordt om zijn kleine details. Eddie Vedder die het publiek muzikaal betovert met een shirt aan van Tivoli in Utrecht. Het zijn de kleine dingen die het leven mooi maken.