zondag 30 december 2018

Waar blijft die lift?!


29 december 2012. Elke Amsterdamse diender, die toen in dienst was, weet nu waar ik het over ga hebben. Juist. De geweldsexplosie in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt met uiteindelijk twee doodgeschoten jonge mannen en beschoten motoragenten die leidde tot het begin van de 'Mocro Mafia'. Althans, bij het grote publiek. Ik was die dag ook in dienst en ik wil jullie meenemen naar die dag, waarvan ik delen mezelf heel goed kan herinneren.



 

Ik deed dienst bij Team Hoofdwegen, waar ik een half jaar gedetacheerd was, vanuit mijn inlenerswerkgever bij de politie. De voormalige benaming voor Team Hoofdwegen was trouwens de Verkeersdienst en ik moet zeggen dat die benaming me toch wat meer aanstaat dan Team Hoofdwegen.

De Verkeersdienst dus. Iedereen kent ze, de opvallende politie Volvo’s, die worden vervangen voor Audi’s. Ze worden ingezet op en rondom de hoofdwegen van Amsterdam en werken vooral op de snelwegen: ongevallen, pechgevallen, achtervolgingen, controles op verdachte voertuigen… Het is een kleine greep uit de vele werkzaamheden waar de Verkeersdienst mee belast is.

 

We gaan terug naar 29 december 2012, een best warme dag voor de tijd van het jaar. Dermate warm dat ik de dag ervoor naar het zuiden was gereden om zo voor het eerst op mijn 4 weken daarvoor aangeschafte motor naar het werk kon. Even laten zien, even de collega’s laten kwijlen. Het hoort erbij. Nadat ik mijn motor in de kelder van politiegebouw De Eenhoorn had geparkeerd, mezelf in mijn uniform had gehesen bleek dat ik dienst draaide met mijn maatje M op de Volvo. Noodhulp, roepnummer 71.33. Helemaal niks mis mee. M heb ik bij de Verkeersdienst leren kennen en we hebben gemeen dat we samen kapot gek zijn van Ajax, Johan Cruijff, goeie muziek en gezelligheid. Ik kan met heel veel collega’s heel goed en ook heel gezellig werken, maar er zijn er die op de positieve manier er bovenuit springen. M is zo’n collega.

 

Die dag is de meldkamer ons goed gezind. We rijden van melding naar melding. Hier en daar een ongeval zonder ernstig letsel, hier en daar een pechgeval. Onze surveillanceronde gaat van de Ring Oost naar Schiphol om via de A4 en de destijds nieuwe A5 op de A8 te komen om bij Zaandam te gaan draaien. Nadat wij onze avondmaaltijd (zal wel vette teringzooi zijn geweest, het was zaterdag) hadden genuttigd keerde de rust weder. Onze meldingen waren schaars en dus verkozen wij de optie om in het avondgedeelte eventjes de snelweg te verlaten om te kijken hoe de Amsterdamse uitgaanspleinen erbij lagen. Dat blijft een leuk rondje, via het Meester Visserplein naar het Rembrandtplein, over de Herengracht en de Leidsestraat naar het Leidseplein om via de Marnixstraat een klein rondje Jordaan mee te pakken. Op het moment dat we in de Westerstraat rijden, krijgen we de melding om naar de ‘Coen’ te gaan, waar een klapper met meerdere voertuigen was gebeurd. Het zou de laatste melding zijn van die dienst was onze veronderstelling.

De klapper was een heftige. Meerdere gewonden en een afgesloten Ring West tussen de afslag Sloterdijk en de ingang van de Coentunnel. Dat was even aanpoten, want het verkeer sloot gewoon keurig netjes aan in de inmiddels ontstane file. Nadat de gewonden ‘overgeleverd’ waren aan de ter plaatse gekomen ambulances, begon onze opdracht om de Ring leeg te maken. Het verkeer werd door Rijkswaterstaat reeds omgeleid van de Ring af, maar er stond dus nog wat. Dat is uiteindelijk rijstrook voor rijstrook van de weg af geleid, zodat het verkeer zijn of haar weg weer konden vervolgen.

 

Op het moment dat alle gewonden in goede handen waren en de weg leeg was, kregen wij de vanuit de meldkamer de vraag of wij ‘weg’ konden in verband met een achtervolging die gaande was op de A1 richting Amsterdam. Een kort overleg met de collega’s leverde op dat wij dat inderdaad konden waardoor het schakelen was naar het interregionale portofoonkanaal en luisteren vanaf waar wij aan konden sluiten voor de achtervolging. De Volvo is wat sneller dat de wijkteamauto die in de stad rijdt en is dus het perfecte middel om deel te nemen in een achtervolging. Daarnaast zijn de vaste collega’s van de Verkeersdienst opgeleid in het achtervolgen en het zo veilig mogelijk stop laten zetten van een voertuig dat eigenlijk niet stil stoppen. Politieauto’s komen niet altijd ongeschonden uit de strijd, zelfs die van de Verkeersdienst niet.

M scheurt weg. ‘We moeten wel heel erg nodig tanken’ hoor ik hem zeggen. Een blik op de dieselmeter in het voertuig wijst uit dat we inderdaad best een paar druppeltjes diesel kunnen gebruiken en dat is al heel wat: elke dienst wordt een volgetankte Volvo gebruikt door de collega’s. Een Volvo inleveren zonder dat ie afgetankt is, daar staat bij de Verkeersdienst bijna een lijfstraf op. En terecht overigens.

De achtervolging wordt beperkt tot Muiden. Ons aandeel is nul, de collega’s uit de andere regio hadden het voertuig reeds bij Muiden staande, wat resulteerde in een bestuurder die met metalen armbandjes werd afgevoerd naar het dichtstbijzijnde politiebureau. Een kort telefoontje naar de collega’s die nog op de Ring stonden bij de klapper leverde op dat wij daar niet meer nodig waren en dus was het tijd om te gaan ‘sluiten’ voor het tikwerk wat bij een aanrijding van dien aard kwam kijken. We zetten onze bevindingen in het computersysteem en samen met de bevindingen van de andere collega’s, eventuele letselverklaringen vanuit het ziekenhuis en het onderzoek van de Verkeersongevallenanalyse zouden deze aangeboden worden bij het team wat zorg draagt voor de afhandeling van dergelijke verkeersongevallen. Met slachtoffers, verzekeringen en alles wat daarbij komt kijken.

 

We zitten op 3 hoog, in de schrijfkamer van de Verkeersdienst. Het is al tien uur geweest en de nachtdienst wordt gebrieft. Nog eventjes en ik kan de kou weer in om met de motor naar het zuiden toe te rijden. We luisteren met de portofoon mee en dan horen we een melding over een schietpartij in de Van Bossestraat. Een blik op Google maps bleek dat de Van Bossestraat in het werkgebiedje van de Houtmankade was, in Amsterdam West. Vrij ver weg voor ons. We tikken rustig verder, het verbaal moet goed maar toch snel op papier.

 

Dan. Een opgewonden stem over de portofoon, door de verbindingsmiddelen te herkennen aan een motorrijder van het wijkteam. ‘HB, we zitten op de Haarlemmerweg achter een Audi RS4 aan, mogelijk heeft die met die schietpartij te maken.’ Snelle Audi. Achtervolging. Ja, let’s go.

 

We vliegen de schrijfkamer uit, op weg naar de lift. In de haast vergeet ik mijn dienstjas mee te nemen evenals mijn portofoon. De collega’s die er mee uit zijn gevlogen staan net als M en ik bij de lift, die naar de kelder gaat. Naar de voertuigen. De motorrijder komt weer door over de portofoon. De stem is opgewonden en vol ongeloof klinkt het ‘HB, we worden beschoten vanuit de Audi met automatische vuurwapens!’ Op de achtergrond is het geluid te horen van het mitrailleursalvo, wat een indrukwekkend achtergrondgeluid produceerde. De rillingen lopen over mijn rug. Brrr. Je moet er niet aan denken dat we slachtoffers onder onze eigen collega’s krijgen. Waar blijft die kutlift?! We willen helpen!

 

‘HB, HB, mijn collega is neer, ik herhaal mijn collega is neer!’ Het is het bericht van dezelfde motorrijder. Godverdomme. Het zal toch niet? Koude rillingen lopen over mijn rug. Collega’s, die nog steeds bij de lift staan vloeken hardop. Het fanatisme om de daders te pakken groeit. Waar blijft godverdomme die kutlift?!

 

‘HB, hij is door zijn hoofd geraakt en beweegt niet meer. Ik denk dat ie dood is.’

 

Kut. Dus toch. Godver de godverdomme. Collega’s laten in de lift, die eindelijk is gearriveerd, hun kop hangen. Vloeken. Worden emotioneel.

 

Tot, na een hele lange minuut, duidelijk wordt dat het bericht van de persoon die door zijn hoofd is geraakt, van een andere plek komt als waar de motorrijders achter de Audi aan zaten. Het bericht kwam van de Van Bossestraat, waar het inmiddels blauw ziet van de zwaailichten, rood-wit van het afzetlint en geel van de ambulances. Thank fokking God, de collega is niet door zijn hoofd geraakt.

We zijn eindelijk in de kelder en springen in onze Volvo. Op ongetwijfeld de laatste dieseldampen zetten we koers richting de Haarlemmerweg. In de Volvo krijgen we het bericht waar we allemaal op hoopten: de gevallen motorrijder blijkt zichzelf ter bescherming van zichzelf met opzet onderuit te hebben geremd. Godzijdank. De collega’s zijn, op wat blauwe plekken van het vallen na, niet gewond geraakt en dat mag een wonder heten. De Audi was ontkomen, maar dat is niet de grootste zorg. De collega’s zijn niet gewond of erger en de opluchting gierde door de Volvo waar M en ik stil naar de portofoon, waar het de gebruikelijke chaos was die bij een dergelijk drukke melding informatie na informatie spuugde.

Eén van die vormen van informatie was dat de daders zich hadden verschanst in de bosjes bij het fietspad dat naast de Haarlemmerweg in Geuzenveld ligt. Wij reden daar met onze Volvo, M nog steeds als bestuurder. M is vader en echtgenoot, dus sprak ik het volgende af met hem: ‘Als die gasten op ons af komen, dan spring ik voor jou, want we zijn allebei onmisbaar, maar jij bent vader en daardoor net een stukje meer onmisbaar.’ Ik duld geen enkele vorm van tegenspraak. Op dat moment stapte ik uit, nam mijn Walther P5 in mijn rechterhand en een maglite in mijn linkerhand en ging met allebei naar voren gericht op onderzoek uit in de bosjes, M mij in de gaten houdend vanuit een stapvoets rijdende Volvo. Ik in het donker, want ik was zoals gezegd mijn jas vergeten op de Eenhoorn. Het werd een tikkie kouder, maar ik dacht nog voor geen moer aan de 80 kilometer die ik door de kou op de motor moest rijden. De adrenaline en het willen pakken van deze gasten zorgden voor voldoende lichaamswarmte.

 

Dan horen we op de portofoon dat de Audi is aangetroffen op de parkeerplek van een sportpark in Amsterdam Geuzenveld. We gaan ter plaatse en zien dat de collega’s een ruime afzetting hebben gemaakt bij de Audi die vol zat met gaten en deuken. De collega’s van Forensische Opsporing zouden zich hier later nog over in de handen wrijven omdat de auto niet alleen met kogelgaten werd achtergelaten, maar ook vol met DNA en ander bewijs om de daders aan te wijzen van deze laffe aanslag op het leven van mijn collega’s. Inmiddels zitten er aardig wat kopstukken van deze daad vast of liggen six feet under.

Op de parkeerplaats worden we door de chef van dienst gewezen op dat we vooral niet in groepjes moeten gaan staan en met hooguit twee collega’s bij elkaar gaat staan of werken. Mochten ze terugkomen, dan ben je in een groepje een veel makkelijker doelwit, is de heldere en terechte uitleg van de chef.

Als de parkeerplaats is afgezet, krijgen we het bericht dat de daders zich mogelijk hebben verschanst in een pand parallel aan de Haarlemmerweg in Geuzenveld. Ik heb nog nooit zo snel zo veel politie ergens heen zien scheuren, dat het pand volledig omsingelt. Na een half uur wordt het pand betreden, ik sta in mijn beleving redelijk vooraan in de lange trein politiemensen die naar binnen gaat, maar daar wordt niks meer aangetroffen. Met het bericht dat de ‘middagdienst’ bedankt wordt en dat alle plaats delicten van die bizarre avond ‘safe’ zijn, stappen M en ik uitgeput in de Volvo en rijden op de laatste dieseldruppels terug naar de Eenhoorn. We tanken het voertuig af en besluiten dat het papierwerk van de eerdere aanrijding op de Ring West kan wachten tot een later moment.

 

Om 2 uur in de ochtend stap ik op de motor, na een hug met M en een peuk voor de deur van de Eenhoorn. Ik stap om 3 uur van de motor af, redelijk koud en een tikkie nat. Een klein bui’tje onderweg.

Inmiddels ben ik alweer een tijdje weg bij de Verkeersdienst en werk ik dus ook niet meer op hetzelfde bureau als M. Vaak zien we mekaar niet meer, maar als we mekaar zien, dan is er de high-five en de glimlach. In de dagen, de maanden en de jaren erna bleef het beeld van een doorzeefde Range Rover de media beheersen. Kopstukken en soldaten werden afgeknald, ontsnappingen uit de bajes werden voorbereid, hoofden werden afgehakt, boeven werden gepakt. En veroordeeld. De explosie van geweld op 29 december 2012 was het begin van wat we nu kennen als de Mocro Mafia, die een druk legde op zowel de onderwereld als de politie. En wat die laatste betreft: het respect voor mijn collega’s is sinds 29 december 2012 nog groter dan dat het al was. En het mooie is:

 

We zouden allemaal wéér gaan. Omdat we doen wat we doen.

 

#thinblueline

donderdag 13 december 2018

Metroperikelen

Vandaag reisde ik weer eens een keertje met de metro naar m’n werk. Dat had 2 redenen: m’n auto krijgt altijd in december zijn jaarlijkse APK verwenning (alsof december al niet duur genoeg is) én ik had een cursus nabij het Amstelstation, waarbij parkeren even dramatisch als prijzig was. Elke keer als ik met de metro of trein reis, dan krijg ik voldoende munitie binnen voor een blog. Vandaag besloot ik om er eentje te schrijven, ook omdat het al zo lang geleden is dat ik iets geschreven heb.

Het was koud vanmorgen, toen ik om iets over zevenen de deur uit ging. Het voordeel van de auto werd meteen duidelijk: tegen de tijd dat ik op de Ring zit, is het ding meestal opgewarmd. Dat was vanmorgen tijdens de vijf minuten durende wandeling naar het metrostation niet zo. Ingepakt in m’n winterjas met de kraag omhoog, m’n ‘nichtensjaaltje’ (het zijn de woorden van m’n vriendin mensen) en zelfs de handschoenen aan liep ik in de duisternis over de Roellstraat. 
Ik ben altijd qua tijd wat aan de late kant als ik met de metro ga, kan ik in ieder geval iets de schuld geven als ik daadwerkelijk te laat binnen kom. 
Aangekomen bij het metrostation staat er een stelletje te tobben bij de kaartautomaat, iets wat ik altíjd heb ik als met de metro reis. Het zijn ook kloteapparaten, die dingen van het Amsterdamse GVB. Laten we zeggen dat de gevoeligheid van het touchscreen nou niet bepaald de gevoeligheid heeft van een iPhone.

Goed, kaartje gekocht, perron op en volgens schema onderweg. Even overstappen Zuid en voor ik het wist, stond ik op Amstel. 
Wat een enorme teringzooi is het daar. Het was een tijdje terug dat ik er voor het laatst was, maar de ene bouwput is de andere niet. 
Met een boksmerig broodje ham van de Albert Heijn in handen, loop ik door de bouwput richting cursuslocatie. 

De cursus was prima, niks mis mee. Boeiend onderwerp en keurig op tijd afgelopen.

Op de terugweg, rond half 4, tackle ik het probleem van tobben bij de kaartjesautomaat door voor het eerst in m’n leven een OV-chipkaart met een tientje saldo erop te kopen. Aangezien ik morgen weer op dezelfde locatie moet zijn voor het tweede gedeelte van de cursus. 

Ik stap op Amstel de 51 in en zie dat er best wel een mooi meisje tegenover me zit. Lang niet zo knap als m’n vriendinnetje en vast niet zo leuk ook. Ze zit op d’r telefoon, net als de rest van de driekwart gevulde metro. Wat me opvalt is dat ze een spijkerbroek aan heeft, waarvan de stof ophoudt net boven d’r enkels. Ze draagt er witte sneakers onder van 1 of ander ondefinieerbaar merk. Met enkelsokjes.
De gevoelstemperatuur is nou nog steeds niet bepaald standje Bloemendaal aan Zee. Hoe krijg je het dan op een normale manier voor elkaar om zonder sokken met een dergelijke broek rond te gaan lopen? Is dat de mode of hoe zit dat? Ik zie in het Vondelpark ook regelmatig van die mafkezen voorbij komen fietsen zonder sokken, terwijl ik temperatuurtechnisch m’n piemeltje nogal moet zoeken. 
Iets met rare kostgangers zou m’n vader zeggen.

De kou, de mensen die non stop naar hun telefoon turen én dus mensen die met dit soort achterlijke temperaturen zonder sokkenn over straat gaan, zijn toch weer wat bijzonderheidjes die mij opvielen in een half uurtje Amsterdamse metro op een dag halverwege december. Morgen weer met de metro. Gelukkig hoef ik m’n ruiten niet te krabben.