Nog niet zo heel lang geleden fietste ik over de
Stadhouderskade in Amsterdam. Een drukke straat. Oost en West wordt met elkaar
verbonden en het is één van mijn vaste route naar de Albert Cuyp. Waar de
prijsjes klein zijn en de aanbiedingen groot. Eens in de zoveel tijd fiets ik
naar de Albert Cuyp. 3 potten haarcement voor een tientje, een haring op de
markt en nog wat andere dingetjes waar je bij de Etos veel te veel geld voor
betaalt.
Als ik het Rijksmuseum ben gepasseerd en de kruising met
de Hobbamakade oversteek, zie ik dat er verderop linten zijn gespannen. Rood
witte politielinten. Dan is er iets aan de hand. Als ik dichterbij kom, zie ik
dat de Stadhouderskade ter hoogte van de Frans Halsstraat is afgesloten met een
politielint. Twee agenten staan bij dat lint en gebaren met dat ik rechtsaf de
Frans Halsstraat in moet. Verderop, op de kruising die ‘stad uit’ gaat,
richting de Ferdinand Bolstraat staat een vrachtwagen stil. Politie erbij.
Meerdere ambulances. Een brandweerwagen.
Ik vrees het ergste.
Netjes volg ik de aanwijzingen van de politieagenten op.
Die staan daar ook niet voor hun lol. Het is tandjesheet en met al die
bepakking die ze aan hebben, heb ik het met mijn korte broek en Havanaianas
toch een stuk beter voor elkaar. Al is fietsen met Havaianas aan ook een kunst op zich. Mijn nieuwsgierigheid kan ik
bedwingen. Ik wil de politieagenten niet lastig vallen met onzinnige vragen als
‘wat is er gebeurd’ en ‘kan ik er niet langs.’ En gelukkig ben ik dermate
bekend in Amsterdam, dat ik weet dat als je rechtsaf slaat en weer links, dat
je parallel rijdt. Geen enkel probleem.
Als ik stop om
eventjes te kijken, zie ik een kortpittige Amsterdamse van middelbare leeftijd
naar de agenten toe lopen. Ik hoor haar een grap maken in de trant van ‘toch
geen bom of zo?’ Misselijkmakend. Toppunt van links. Wel uit willen delen, maar
niet kunnen incasseren. Het okselhaar loopt nog net niet tot haar heupen, ze
stemt ongetwijfeld voor alle vrijheden voor iedereen, maakt zich druk om
verscherpt toezicht op Schiphol en het Centraal Station en zet de poort
wagenwijd open voor alle vluchtelingterroristen die daadwerkelijk een bom in
onze hoofdstad kunnen laten ontploffen. Het is een kwestie van tijd, maar daar
wil ik niet aan denken. Een grap maken over een bom, in deze tijd, met alle
leed tot gevolg en vrolijk met de Groene Amsterdammer onder je arm kwijlen bij
de Tweets van Anne Fleur….
Ik fiets maar snel door. Ik weet dat de Frans Hallstraat
ook uitkomt bij de Albert Cuyp en als ik mijn fiets geparkeerd heb bij de
McDonalds, loop ik de markt op voor mijn eens in de zoveel tijd aanbiedingen
die broodnodig zijn. Ik zou op Twitter kunnen kijken wat er gebeurd is, maar
uit eerdere ervaringen weet ik dat de officiële communicatie vanuit de politie
of de gemeente niet plaats vindt, terwijl de boel nog in de linten hangt. Aan
speculeren heb ik een broertje dood, dus ik kijk wel als ik thuis ben. Hopen
dat alles goed gaat met iedereen.
Als ik tegen etenstijd thuis ben, na een pitstop bij de
supermarkt voor een biefstuk, wat salade en rijst, kijk ik op Twitter en zie ik
dat AT5 melding maakt van een aanrijding op de Stadhouderskade waarbij een
fietser om het leven is gekomen.
Godverdomme. Het is het eerste woord wat er in mijn hoofd
tevoorschijn komt. Als ik hetzelfde bericht op Facebook zie, dan lees ik
automatisch de reacties en die zijn in twee kampen verdeeld: de één schreeuwt
brand om de vrachtwagens in de stad, dat het te gevaarlijk is en dat alle
vrachtwagens uit de stad moeten worden verbannen. Andere mensen opperen dat
fietsers in Amsterdam denken dat ze Jezus van Nazareth zijn, hun eigen regels
maken en dat ze overal maar door rood fietsen.
Social media haat, zoals alleen social media kan haten.
In sommige punten kan ik me meer vinden dan in de andere. Ik probeer mezelf de
richten tot de feiten.
Feit is dat er een fietser niet meer thuiskomt na een
aanrijding met een vrachtwagen. En wie dan ook ‘schuldig’ is aan het ongeval,
ik ben van mening dat er bij dit soort ongevallen meer slachtoffers zijn dan
degene die gereanimeerd werd. En hoe het kan dat het ongeluk plaats heeft
kunnen vinden? Ik weet het niet, ik was er niet bij en de officiële mededelingen
over de toedracht van het ongeval blijven terecht achterwege. Wat ik wel weet
dat er die dag slachtoffers zijn gevallen. De pleister op een grote wond is dat
het niet gaat om ‘een bom’ waar mevrouw Groen Links al over grapte.
De schuldvraag is in mijn ogen niet belangrijk. Want je
moet als eerste naar jezelf kijken. Ik verplaats me veelvuldig door Amsterdam.
Met de auto, met de motor, met de fiets. Ik weet van mezelf dat als ik op de
fiets stap, dat ik verander in een Amsterdamse fietser: allemaal aan de kant en
het rode verkeerslicht staat er voor Jan met de korte achternaam. Want daar win
je toch wel maximaal één hele minuut mee, als je door rood heen dendert.
Maar is dat wel zo slim? Is het slim om jezelf niet aan
de gestelde regels te houden, terwijl je jezelf gaat lopen beklagen over
wanneer de andere iets fout doet? Dat klopt in mijn optiek niet helemaal.
Het wordt tijd dat we onszelf weer bewust maken, dat we
als eerste naar ons zelf moeten kijken als het gaat om veiligheid in het
verkeer. Dus stoppen voor het rode licht, goed kijken in je spiegel, je
snelheid aanpassen, niet denken dat je de enige weggebruiker bent, richting aangeven,
wegblijven uit de dode hoek van een auto of vrachtwagen. Laat ik wel even
duidelijk maken dat ik in het bovenstaande geval geen partij kies of een
schuldige aanwijs. Ik wil onszelf er bewust van maken dat een ongeluk in een
klein hoekje zit en dat wanneer we ons aan de regels houden, dat er een stuk
minder kleine hoekjes op kunnen doemen waar een ongeluk in kan zitten.
Het zijn de kleine dingen die het leven speciaal kunnen
maken. In het verkeer zijn het de kleine dingen die ervoor zorgen dat je
thuiskomt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten