Vanavond wordt de Champions League finale gespeeld in het
Olympiastadion van Berlijn. Om kwart voor 9 trappen FC Barcelona en Juventus af
voor hopelijk een mooie strijd, waar al aardig op vooruitgeblikt is. Mensen
zijn benieuwd wat het supertrio van FC Barcelona gaat doen, met de getructe
Neymar, de nooit opgevende Luis Suarez en de beste voetballer van dit tijdperk
in de persoon van Lionel Messi. Appeltje eitje zou je zeggen, ware het niet dat
Juventus ook een goeie ploeg heeft, met een wereldkeeper als Gigi Buffon (op
zijn 37e nog steeds top 5 van de wereld), een paar slopers achterin
en een killer voorin in de persoon van Carlos Tevez. 1 man van Juventus wordt
er al een paar jaar uitgelicht, de stylist op het middenveld Andrea Pirlo. De
Italiaan speelde lang voor Milan, de afgelopen vier jaar voor ‘De Oude Dame,’
zoals de bijnaam van Juventus luidt.
Andrea Pirlo kan op het middenveld dingen doen die een
wedstrijd kunnen maken of breken. Rust creëren (de man is inmiddels ook 36
jaar oud, hetgeen oud is voor een profvoetballer), de wedstrijd ‘lezen,’ een
spits met één heel fijn steekballetje voor de keeper zetten of met een afstandsschot uit het niets doel treffen. Andrea Pirlo is van een uitstervend
ras.
Sinds ik het voetbal volg, het WK in Amerika in 1994 was
mijn eerste grote toernooi wat ik bewust heb meegemaakt, is het voetbal
kwalitatief behoorlijk achteruit gegaan. In die ruime twintig jaar ben ik
voetbaltechnisch verwend door de groten der aarde op een voetbalveld en dan heb
ik Cruijff, Maradona, Beckenbauer en Marco van Basten niet eens bewust
meegemaakt. Dat moet helemaal een feest geweest zijn, doet YouTube mij iedere
keer beloven.
But I had my share. Ik heb genoten van het gouden Ajax
van de midden jaren negentig, het AC Milan van Carlo Ancelotti van de periode
2003 – 2007 (mét Pirlo op het middenveld, aan de zijde van Clarence Seedorf en
Gennaro Gatusso met voor hun Kaka en Shevchenko en achter hun Maldini, Nesta en
Cafú), het Real Madrid van de periode 1998 – 2003, maar ook van individuele
spelers. Ik was moeilijk fan van David Beckham, Jari Litmanen en Ronaldinho en
de beste van allemaal vond ik Zinedine Zidane. De Franse nummer tien had allés:
techniek, rust, traptechniek, inzicht, souplesse. Wat kon die man voetballen. Als ik alle namen ga noemen van spelers die ik
toen tot op het bot toe bewonderde, dan wordt het een lange blog.
Vooruit dan. Een paar. Ronaldo was in mijn ogen de beste
speler die ooit het shirt met nummer 9 aan heeft gehad. Ik had een poster van
twee bij anderhalf van Marc Overmars op mijn kamer hangen. Patrick Kluivert
vond ik een mooie spits om naar te kijken. Jaap Stam en Frank de Boer vormen
het beste verdedigingsduo uit de Nederlandse geschiedenis. Thierry Henry was,
met de assistentie van Dennis Bergkamp, een prachtige complete spits. Onder
andere Hernan Crespo, de genoemde Andrei Shevchenko, Ruud van Nistelrooy,
Claudio Lopez, Christian Vieri,Raúl, Alan Shearer en Gabriel Batistuta waren
beesten in de zestien. Prachtige middenvelders, die alle kwaliteiten die Andrea
Pirlo bezit, als David Ginola, Paul Scholes, Fernando Redondo, Allesandro Del
Piero, Frank Lampard, Xavi, Wesley Sneijder noem ze maar op.
Krachtpatsers op het middenveld die alles deden om te
winnen zoals Roy Keane, Steven Gerrard, Patrick Vieria, Mark van Bommel,
Gennaro Gatusso. Buitenspelers als Ryan Giggs, Rivaldo, Pavel Nedved.
Goed, voordat ik terugga in een enorme trip down memory
lane kap ik mezelf af. Want ik heb ook nog wat slopers in de verdediging in de
aanbieding. Maar goed. Het voetbal is sinds 2006, 2007, rond die tijd
behoorlijk in kwaliteit afgenomen. Toppers die stopten, terwijl er maar een
paar waren die de kop er bovenuit steken. FC Barcelona heeft een prachtige
ploeg, met het wondertrio en Andres Iniesta, Cristiano van Real, Zlatan
Ibrahimovic, maar dan heb je het allemaal wel een beetje gehad. Ja, Andrea
Pirlo. De rest is middelmaat. Het voetbal wordt ook steeds minder leuk. De FIFA
is een corrupt zooitje ouwe pleurishonden, je ziet amper meer zwarte schoenen
en doordat het voetbal tegenwoordig alleen maar uit ‘geld’ bestaat, kan je de
kwartfinales van de Champions League zo van te voren uitstippelen. Een FC Porto
wat in 2004 de Champions League won, dat komt niet meer voor, laat staan dat
een Nederlandse club ooit de Champions League gaat winnen. Kijk, FC Barcelona
heeft een goed team, maar die kopen afgelopen zomer gewoon voor 150 miljoen aan
spelers, met Suarez, Vermaelen, Rakitic en twee keepers. Wat dat betreft heeft
Juventus meer de sympathie van vanavond, omdat Juventus van ver komt en het toch
met iets minder moet doen. Klein beetje overigens maar.
Waar ik me zorgen over maak, is dat de kwaliteit van het
voetbal achteruit gaat. Dat zie je op alle niveau’s. Het Nederlands elftal van
10 jaar geleden had niet in dezelfde positie gekomen als het Nederlands elftal
van nu. Want het Nederlands elftal van 10 jaar geleden had zich in deze poule
met twee vingers in de neus geplaatst voor de EK. Ik zie het bij Ajax, bij
Manchester United, bij Valencia, zelfs bij mijn eigen cluppie. En de conclusie
is dat veel spelers, die nu spelen, er tien jaar geleden niet in hadden
gestaan. In de basis dan. Misschien bij de eerste achttien, maar geen vast
basisplek. Ik heb wel een klein
vermoeden waarom het voetbal in kwaliteit achteruit is gegaan. De financiële belangen zijn te groot. Te groot voor een leuk trucje. Te groot voor een goede
ouderwetse stevige tackle, waar de veel te slappe scheidsrechters onder druk
van media veel te snel kaarten voor geven.
Een andere reden is misschien veel simpeler, maar het is
wel waar. Ga eens naar buiten en kijk eens wat je ziet. Vroeger, toen ik een
jaartje of 10 was, zag je niks anders dan voetballende kinderen op straat, op
de pleintjes of op de trapveldjes. En daar heb ik zelf ook vaak rondgelopen,
sterker nog, als het mooi weer was, was ik altijd met mijn vriendjes op het
trapveldje te vinden. Ik had zelfs een doeltje bij mijn ouders in de tuin
staan, waar we heerlijk konden afwerken, aanleggen en schieten, voorzetten
konden oefenen, drieën of elven (dat laatste potje is bekender onder de naam
tienen). Voor partijen gingen we met zijn allen naar het trapveldje in
Nieuwaal, waar heroïsche strijden werden gestreden en je met vieze schoenen,
een kapotte broek en soms een afgebroken tand mee thuiskwam. Altijd was er de
bal. Ook op school. Als er bij gym gekozen mocht worden, wat er gedaan ging
worden, dan trok ik altijd m’n grote scheur open, gingen er twee matten tegen
de muur en werd er een bal uit de kast gevist.
En het was niet dat we niks hadden. Op mijn kamer stond
ook gewoon een spelcomputer (uiteraard met een spelletje Fifa vastgeroest in
het ding). Er waren genoeg televisieprogramma’s waar je naar kon kijken. Er
waren genoeg betaalbare uitstapjes. Er stond altijd iemand klaar om ons met de
auto ergens heen te brengen en later weer op te halen. Er waren genoeg andere
leuke dingen om na schooltijd te doen. Maar we, ik en mijn vriendjes, waren
altijd met een bal in de weer. Altijd. Shirtje aan van Ajax, trainingsbroek met
je nieuwe Nike’s eronder, bal onder de arm mee naar het trapveldje en mekaar
proberen te dollen, af te zagen, te scoren of te vlammen op het stakkertje dat
met elven voorovergebogen in het doel stond voor een keer of zes kontjekick. We
waren verzot op het spelletje en ik merk dat als ik een bal zie, dat ik altijd
eventjes tegenaan wil trappen of de bal een paar keer hoog wil houden.
Tegenwoordig als je de straat op gaat, zie je dat niet
meer zoveel. Kinderen van nu zitten achter Ipads te Mindgraften of achter hun
nieuwe Playstation 4. Door heel Nederland worden trapveldjes aangelegd om de
kinderen te laten voetballen, maar die worden amper gebruikt.
En dat is jammer. Want voetballen op straat of op een
pleintje zorgt ervoor dat je een betere voetballer wordt. Nu heb ik nooit hoger
gehaald dan een paar invalbeurtjes bij het tweede van Gameren en speel ik
tegenwoordig met heel veel plezier in het vijfde van Gameren, maar zonder het ‘voetballen
op straat’ had ik waarschijnlijk helemáál geen pepernoot van gekunnen.
Wat ik dus mee wil geven aan de jeugd, is dat wanneer je
graag voetbalt en helemaal wanneer je ook ‘op voetbal zit,’ dat je na je
schoolwerk lekker naar buiten gaat. Lekker balletje hooghouden. Lekker een
potje ‘muren.’ Lekker partijtje doen op een trapveldje bij jou in de buurt. Voetballen tot ’s avonds laat, totdat je niks meer kon zien je moe gestreden
naar huis ging. Na je eigen wedstrijdje van zaterdag of zondagochtend, ’s
middags weer naar het trapveldje of blijven plakken op je voetbalclub, als je
stijf van de Extran of de AA vliegende tackle’s ontwijkt. Wie weet, als de
jeugd dat massaal gaat doen, dat het voetbal vanzelf weer de kwaliteit krijgt,
die ik zo mis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten